Het gezelschap is bont want ze stond
midden in het leven, net als haar man, zoon en dochter. Er zijn veel
mensen van verschillend pluimage: familie, vrienden, kennissen, collega's zoals ik. Wat ze delen is hun betrokkenheid bij deze dood en een
witte roos. Ze wilde graag dat iedereen er een mee zou nemen. Het
stond expliciet op de rouwkaart: geen bloemen, alleen één
witte roos. De instructie was direct en duidelijk, zoals ze
zelf ook was. Dit is wat ik wil.
In de wachtruimte zie ik diverse mensen
witte rozen uitdelen aan een groepje vrienden of collega's, de inkoop
is snel en efficiënt geregeld. Want als zij een witte roos wil, dan
krijgt ze die. Iedereen gunt haar dat. Bij de meeste rozen zit het
cellofaan er nog omheen. Of was dat niet de bedoeling? Dat heeft ze
er niet bij gezegd.
'Ach, maakt niet uit, als het maar een
witte roos is,' hoor ik haar zeggen.
Het is zo druk in de aula dat veel
mensen moeten staan. Ze zou vast tevreden zijn over de grote opkomst.
Dit is wat ze wilde, heel veel mensen om haar uit te zwaaien. Ik hoop
echt dat ze boven ons zweeft en goedkeurend knikt. Bijna lijkt het of
ik haar even kan zien daarboven.
Het zien van mijn oud-collega's doet me
goed. Zo vertrouwd zijn ze, ze zijn min of meer mijn familie, meer
dan tien jaar deelden we lief en leed en fusie. En ook al ben ik al
twee jaar uit de running door een auto-ongeluk en is deze aanleiding
triest, het is even of ik weer thuis kom. Het liefst zou ik weer met
ze meegaan, gewoon weer meedoen op het werk net als vroeger, toen
alles in mijn hoofd nog naadloos werkte en ik kampioen was in snel
schakelen. Toen ik genoot van een bord vol onderwerpen, van hectische
toestanden met ongeduldige pers aan de lijn – of zelfs al met
camera's onderweg. Ik bulkte van energie en genoot van de reuring en
de afwisseling.
Het weerzien doet me goed maar maakt me
– toch onverwacht – ook ineens heel verdrietig. Kon ik maar terug
naar het verleden en weer lekker bezig zijn. Ik mis mijn oude
werkomgeving en de mensen met wie ik samenwerkte maar met wie ik ook
praatte over alles wat ons bezighield, zowel op het werk als privé.
We leefden met elkaar mee en waren oprecht geïnteresseerd.
'Ik zit in de Wifi,' grapte ik pas
tegen iemand. Dat klinkt toch leuker dan 'Ik zit in de WIA, de
opvolger van de WAO'. Ik ben voor 75% arbeidsongeschikt
verklaard en kan volgens de keuringsarts nog een beperkt aantal uren
per week simpel werk doen dat niet te veel van me vraagt. Volgens de
UWV-arbeidsdeskundige, die moest uitzoeken welke werkzaamheden ik met
mijn beperkingen nog wel kan doen, kan ik nog aan de slag als
'productiemedewerker, medewerker in de kunststof- of rubberindustrie
of medewerker in de tuinbouw'. Een nieuwe carrière ligt dus in het
verschiet. Theoretisch dan.
Vroeger hoorde je bij een uitvaart
tussen de sprekers in alleen muziek en had ieder daarbij zijn eigen
gedachten aan de overledene of – bij meer afstand – de
boodschappen, de ziekte van een eigen dierbare of misschien de
heftige uitvaart van iemand anders. Met de komst van digitale foto's
en Powerpoint is het ook mogelijk geworden iemands leven te laten
zien.
Er is een slideshow met foto's uit haar
leven. Ik zie beelden langskomen van haar jeugd, gezinsleven, grote
pretmomenten, feestdagen, vrolijke familietaferelen. En dan zie je
hoe haar ziekte de boel overneemt. Eerst is ze nog stevig van
postuur, later is ze breekbaar, eerst schatert ze nog breeduit en
trekt een gek gezicht samen met haar man, later zit ze, frêle
ineens, met een glimlach stil te genieten naast haar stralende
dochter.
De muziek die wordt gedraaid is een
tijdsbeeld en zou ook bij mijn afscheid hebben gepast: Time, Stairway
to heaven, Will I see you in heaven. Tussendoor spreekt haar dochter,
haar schoonzus, iemand namens ons als collega's. Ook mensen uit de
tenniswereld, waar haar dochter groot werd en zij als moeder bekend
werd als trouwe fan, coach, humorvolle criticus van alles en iedereen
en ook als een gek mens waar je mee kon lachen.
Haar dochter van 21 is hartverscheurend
en ontroerend als ze huilend vertelt dat ze nog nooit zoiets ergs in
haar leven heeft meegemaakt als de dood van haar moeder. Dat ze dacht
dat het erg was een tenniswedstrijd te verliezen, maar dat dat niets
is vergeleken met het verliezen van je moeder. Ook haar man spreekt
even, gebroken, zegt dat hij het nog niet kan bevatten. Hoe moet hij
verder nu na al die jaren de spil en het anker van het gezin is
vertrokken? Als ze had gekund, had ze hem vast ook nu uitgelegd wat
hij moest doen en hoe hij dit moest aanpakken. Maar hij moet het nu
zelf gaan leren.
Haar zoon blijft zich in zijn toespraak
vertwijfeld afvragen waarom nou juist zijn moeder moest sterven. Ze
was toch genezen verklaard door de artsen? Hoe kon het dan dat de
ziekte terug was gekomen? Hij beseft dat hij nooit antwoord zal
krijgen, maar de vragen blijven.
Ik voel mee, het meest nog met de
dochter en zoon die hun moeder verliezen op een leeftijd dat ze zelf
nog zo jong en in ontwikkeling zijn. Toen mijn vader overleed –
mijn maatje met wie ik over alles kon praten en die mij begreep en
accepteerde – was ik 19. Ik besefte meteen dat zijn dood iets heel
groots was, maar ik kon niet weten hoe groot. Ik besefte bij lange na
niet wat de impact op mijn leven zou zijn, dat het missen zou wennen
maar nooit over zou gaan, dat er altijd momenten zouden blijven
waarop ik hem miste, omdat hij daar gewoon bij moest zijn en niet weg
had mogen gaan.
Wat ik ook niet besefte was dat hij –
hoe onwerkelijk ook – in de loop der jaren weer steeds dichterbij
zou komen, overal met me mee zou gaan en deel van mij zou worden.
Nog altijd hoop ik hem terug te zien
als ik zelf het aardse leven achter mij laat. Ik ga ervan uit dat hij
dan inmiddels is herenigd met mijn overleden moeder en het niet meer
uitmaakt dat hij maar 49 werd en zij 77. En dat ik nog steeds zijn
dochter ben, ook al ben ik tien jaar ouder dan hij ooit is geworden.
Na de toespraken lopen we allemaal
langs de kist en leggen onze witte roos erop. Er zijn rozen met en
zonder cellofaan. Het is goed zoals het is.