dinsdag 22 januari 2019

Klap - het boek


Na drie jaar schrijven, vallen en opstaan en een adem die langer en langer moest worden, is de klus geklaard: mijn boek Klapals een ongeluk je wereld op zijn kop zet' is klaar en verschijnt medio 2019 bij Meander Uitgeverij.

In dit autobiografische en persoonlijk geschreven verhaal wil ik de lezer dicht op de huid laten meereizen na het auto-ongeluk dat me in 2014 overkwam. Wat gebeurt er met je als je een heftige whiplash oploopt – een appende automobilist knalde achterop me bij het rode stoplicht – en van het ene moment op het andere uit je gewone leven wordt gekatapulteerd. Als het herstel niet opschiet terwijl je je leven zo graag weer wilt oppakken. Als je onzichtbare letsel tot misverstanden en onbegrip leidt. Als de balans ineens uit je relatie is. Als je jezelf niet meer herkent door problemen in het functioneren van je brein. Als je plotsklaps naast de maatschappij staat en in de wereld terecht komt van revalidatie, re-integratie, letselschade en – uiteindelijk – de WIA. En hoe vind je een nieuwe vorm, hoe aanvaard je de situatie, hoe werk je aan je nieuwe normaal?

Het schrijven van dit boek was in eerste instantie een zoektocht naar het hoe. Ik moest mijzelf opnieuw uitvinden, ook als schrijver.
Een boek schrijven is sowieso een flinke uitdaging, maar zeker als je problemen hebt met overzicht houden en je geheugen, als je concentratie en energie wankel en onvoorspelbaar zijn, als je accu snel leeg is en je belachelijk veel hersteltijd nodig hebt.
Hoe kon ik met mijn beperkingen door het niet-aangeboren hersenletsel (NAH), dat ik aan het ongeluk overhield, toch een nieuw boek schrijven (mijn 23e)? Hoe kon ik het schrijfproces zo behapbaar maken dat ik er niet in zou verdrinken? Hoe kon ik voorkomen dat ik zou verdwalen in al het materiaal en in alle gebeurtenissen en invalshoeken waar ik over wilde schrijven.
Klap werd het moeilijkste schrijfproject dat ik ooit onderhanden had, het werd een meerjarenplan dat dreef op motivatie. Maar het is gelukt!

Ik heb allerlei plannen met dit boek: ik wil lezingen geven aan bedrijfsartsen en werkgevers, aan mensen in de wereld van revalidatie, re-integratie en letselschade, ik wil vertellen over hersenletsel dat een breuk in je levenslijn veroorzaakt en over de pechfactor die ons allemaal kan treffen. En ik wil vertellen over veerkracht en hoop, over hoe het leven je toch weer meeneemt en er altijd weer een halfvol glas blijkt te zijn.



maandag 2 april 2018

Klip 2.0


Ineens was ze er: Klip 2.0. Zoals bij alle nieuwe versies ging er een flinke periode van broeien aan vooraf, maar nu was de nieuwe software een feit. De kinderziekten waren er al aardig uit. Wel kwamen er nog regelmatig updates waarin bugs werden gefixt en de gebruikerservaring verder werd verbeterd. Ze lachte er maar om. Perfectie bestaat echt niet, dat had ze inmiddels wel geleerd.

Ze had eerst geprobeerd terug te gaan naar Klip 1.0. Die versie had immers jarenlang goed gewerkt. Als ze terugdacht aan die tijd was het gras toen zoveel groener, en ze kon zo lekker bezig zijn en van het leven genieten. Maar later, veel later, had ze ontdekt dat vanaf de andere kant gezien het gras bij Klip 2.0 juist groener was. Het was dus maar hoe je het bekeek. Perception is reality.
Het ging erom met de nieuwe versie te leren werken en daarmee tevreden te zijn. Ze moest vooral niet te vaak terugdenken aan Klip 1.0. Je kunt immers niet terug naar het verleden en bovendien kan terugdenken leiden tot idealiseren. Wel was het mooi om af en toe de foto's nog te bekijken.

De meeste mensen om haar heen waren de afgelopen jaren warmtebrengers. Ze wilden vooral iets vriendelijks zeggen om haar op te beuren of te bemoedigen nu een appende automobilist achterop haar was geknald en ze door hersenletsel haar oude leven en werk was kwijtgeraakt. Maar sommigen waren beterweters die dachten de zin van het leven te kennen en zelfs die van haar leven. Ze bezwoeren haar dat niets zomaar gebeurt, dat deze ervaring zeker ergens goed voor was, dat ze er sterker uit zou komen en veel zou leren. En dat ze vooral positief moest blijven.
Ook de beterweters bedoelden het goed, maar hun opmerkingen waren soms kwetsend. Alsof ze niet ongelukkig mocht zijn met wat er gebeurde en naar een diepere zin moest zoeken.
Bovendien was ze het niet eens met hun levensvisie. Het leven hangt aan elkaar van zomaarheden, en – hoe jammer ook – nare ervaringen zijn vaak nergens goed voor, ze brengen alleen maar verdriet en pijn, Ja, je leert er natuurlijk van, het hele leven is een leerschool.
Onder de streep moest ze gewoon met vallen en opstaan leren omgaan met de tegenslag die haar leven op zijn kop had gezet. Klip 1.0 was gecrasht en er was nog geen nieuwe versie.

Aanpassen en aanvaarden doe je niet van de ene dag op de andere, het kost tijd en tranen. Er zijn dagen dat je alleen maar heel hard wilt huilen om wat je is overkomen. En dat mag. Je hoeft niet altijd positief te zijn, waarom zou dat moeten? Het leven is soms gewoon moeilijk, het overvalt je onverwacht met verdriet en narigheid en ongelukken. De pechfactor is altijd aanwezig in dat kleine hoekje, waardoor je van het keukentrapje klettert of net in dat ene vliegtuig zit waar iets vreselijks mee gebeurt. De pechfactor geeft ruimte aan kankercellen terwijl je zo je best heb gedaan om ruim 200 gram groente per dag te eten en altijd naar je werk fietste met een mooi BMI. De pechfactor zorgt dat je net op dat ene strand bent waar een tsunami aan komt rollen.

Het leven draait om aanpassen, blijven lachen en de moed niet verliezen. Om carpe diem met een goed glas wijn en liefde in je hart. En je hoopt maar dat de pechfactor niet te vaak langskomt bij jezelf en bij de mensen om je heen.

Sommige functies uit Klip 1.0 zijn trouwens behouden, zo zit in Klip 2.0 nog steeds een schrijf-app. Een mooie nieuwe tool is de doseer-app, die gebruik ik elke dag. En ik kan ook erg genieten van de relativerende games waarbij je kunt oefenen met appen achter het stuur.



vrijdag 23 juni 2017

Dip

Net als ik somber in de kamer zit te hangen omdat schrijven vandaag niet lukt – ik ben erg moe en mijn hoofd voelt als een zware loden kogel zonder hersens - rolt een mailtje binnen. Ik heb geen zin om ernaar te kijken.
Ik had vandaag een schrijfdag willen houden. Elke week reserveer ik daarvoor een dag in mijn agenda. Maar mijn hersens willen niet meewerken, ze staan op stand-by. Ik kan me niet concentreren, ik kan niet scherp denken, laat staan dat ik enigszins gestructureerd en gefocust kan werken aan het boek dat ik aan het schrijven ben over de afgelopen drie jaar, waarin mijn leven zo veranderde door een auto-ongeluk.
Dit vind ik een van de moeilijke dingen van niet-aangeboren hersenletsel (NAH): ook al ben ik nog zo gemotiveerd, ik moet het per dag nemen zoals het komt en me aanpassen. Plannen kunnen zomaar niet doorgaan, soms gaat het gewoon allemaal niet. En dan moet ik ook nog de moed erin houden en positief blijven.
Aan mijn buitenkant zie je niks, maar op zo'n dag als vandaag word ik keihard geconfronteerd met mijn beperkingen en vind ik het leven moeilijk.

Ik probeer te bedenken waarom het niet lukt. Soms is een duidelijke oorzaak aan te wijzen, soms ook niet. NAH is onvoorspelbaar.
Waarschijnlijk heb ik gisteravond te veel energie gebruikt bij een prikkelrijk etentje met een vriendin: het restaurant was vrij lawaaiig en onrustig, er was ook muziek en we hebben een paar uur bijgepraat. Ik had wel de hele dag rust gehouden en mijn energie opgespaard voor dit uitje en ik ging op tijd weer naar huis, maar blijkbaar was het toch te veel.
Ondanks een flinke nachtrust ben ik nog uitgeput. Mijn hersens willen vandaag alleen rust. Accu is low, no output.

Dan open ik toch maar het mailtje. Het is van een ergotherapeut van een revalidatiecentrum uit Zwolle. Ze heeft mijn gedicht 'Opgebroken stad' gekregen van een jonge cliënte met NAH die ze een jaar heeft begeleid. Het gedicht heeft haar heel erg geraakt (“Ik werd er stil van en kreeg kippenvel. Wat een prachtige woorden en treffende omschrijving van wat zoveel mensen met hersenletsel dagelijks ervaren. En moeilijk duidelijk kunnen maken aan hun omgeving.”) Daarom heeft ze het gedicht met haar collega's gedeeld. Iedereen vindt het prachtig en ze willen er daarom iets mee doen. Vind ik het goed als ze mijn gedicht in hun stilteruimte ophangen en plaatsen in het personeelsblad?

Ik krijg spontaan een huilbui van verdriet en blijdschap tegelijk. Het is zo fijn dat ik heb kunnen verwoorden wat anderen ook meemaken en dat ik daarmee mensen kan helpen, en ik ben dankbaar voor de waardering die ik ervoor krijg. Tegelijk is het allemaal zo verdrietig wat er is gebeurd, en ik mis nog steeds mijn oude werk en mijn collega's.

Ik lees mijn eigen gedicht nog maar eens, misschien heb ik er zelf ook nog wat aan. En mijn boek gaat er komen, langzaam maar zeker. Want ook met kleine stapjes kun je uiteindelijk een grote reis maken.

Opgebroken stad

Zinloos verlang ik naar wat vroeger was
Naar de wereld van verschil
Waarin lichaam en geest
Feilloos samenwerkten
Waarin de dag bestond uit
Nog even dit en nog even dat
Zonder dat de accu haperde
Waarin slapen leidde tot uitrusten
En schijnbaar alles lukte
Zelfs de zon scheen altijd
Zoals in elke mooie
Herinnering

De dag bestaat nu
Uit stap voor stap
Uit één piek van de dag
Uit doseren
Uit grenzen
Uit één ding tegelijk
Uit onverklaarbaar moe
En uit kijken naar de wereld
Die langs me heen
Doordendert

Onzichtbare opbrekingen
In mijn hoofd
Maken denken vermoeiend
Elk gesprek een marathon
Steeds weer een omleiding
Of gaten in het asfalt
Als in een opgebroken stad
Vind ik moeizaam mijn weg
Maar soms verdwaal ik
Zonder dat iemand het ziet
In mijn eigen straten
En alles loopt vast
Tot ik niet eens meer weet
Wat ik net heb gezegd

Met een brok in mijn keel
Kijk ik naar de restanten
Waar ik het mee moet doen
Toch zie ik her en der
Een boom, een bloem
Een glimlach
Omdat het ook mooi kan zijn
In een opgebroken stad
En je overal kunt komen
Met navigatie.

©  Christine Kliphuis


vrijdag 3 februari 2017

Tijd

Nog een week of zes en dan sta ik echt op straat. Ik ben dan bij mijn beide werkgevers officieel ontslagen. Het UWV kijkt vanaf dat moment over mijn schouder mee of ik mij netjes gedraag volgens de rechten en plichten bij een WIA-uitkering.

Een paar jaar geleden was ik nog lekker bezig met twee leuke parttime banen en een florerend eigen bedrijf voor teksten en boeken. Alles veranderde toen iemand mij op een mooie voorjaarsdag van achteren aanreed terwijl ik voor het rode stoplicht stond te wachten. Ze wilde even een mobiel berichtje sturen aan haar zoon. Ik liep een nare whiplash op die maar niet wilde herstellen. Ondanks een revalidatietraject en veel motivatie hield ik er cognitieve problemen aan over, waardoor het niet lukte mijn oude werk weer op te pakken.
Na een UWV-keuringstraject ben ik nu gedefinieerd in een percentage arbeidsongeschiktheid: 75,4%. Voor de overige 24,6% zou ik – in optimale omstandigheden – nog iets kunnen verdienen in in de kunststofindustrie of de tuinbouw. Ik houd van plantjes dus wie weet.
Met dank voor mijn werk als communicatieadviseur en klachtenbemiddelaar, dat ik jarenlang met veel plezier heb gedaan.

Zes weken nog, het is kort maar ook lang. Tijd is een ongrijpbaar fenomeen dat krimpt of uitdijt naar gelang de setting. Het meten ervan is interessant voor wiskunde en statistieken, maar gevoelsmatig bestaat tijd niet.
Een minuut duurt eindeloos in de stoel van de tandarts, maar vliegt voorbij tijdens een gestolen ontmoeting met een geliefde. Een zich voortslepende vergadering lijkt uren te duren, totdat je bent begonnen aan een creatieve pentekening op de vergaderstukken. Dan is het toch weer jammer als je het zaaltje uit moet voordat je kunstwerk klaar is.
Voor een kind duurt de week tot zijn verjaardag eindeloos, om nog maar te zwijgen over hoe lang het duurt tot 'later als ik groot ben' eindelijk aanbreekt. Maar bij het spelen van verstoppertje is er toch altijd te weinig tijd om een goed plekje te vinden.
Dit jaar is het veertig jaar geleden dat mijn vader overleed. Een eeuwigheid zou je zeggen, maar soms kan het nog voelen als gisteren. Ik mis hem nog altijd, maar ik zou wel raar opkijken als hij ineens weer als 49-jarige zou binnenstappen. Hij zou dan ook ineens jonger zijn dan ik. Hij hoeft trouwens allang niet meer langs te komen om er te zijn: hij is geleidelijk een deel van mij geworden.

Mijn leven van vóór het ongeluk is inmiddels een vrij onwerkelijke herinnering, het lijkt eeuwen geleden. Kon ik dat echt allemaal? Had ik zoveel energie? Kon ik al die verschillende dingen tegelijk doen zonder dat ik overbelast raakte? Ja, dat kon ik, bevestigen mijn man en dochter en mijn vrienden. Ik geloof ze. Het was een mooie tijd waar ik soms nog zinloos naar terugverlang.
Kenmerkend voor mijn verhaal is dat zich een 'breuk in mijn levenslijn' heeft voorgedaan: er een duidelijke scheidslijn tussen mijn leven vóór het ongeluk en het leven daarna. Dat blijkt kenmerkend te zijn voor niet-aangeboren hersenletsel (NAH).

Na een periode van verzet, vechten en verdriet om de ongewenste veranderingen in mijn leven heb ik langzamerhand leren aanvaarden hoe het is. Ook leer ik steeds beter omgaan met mijn beperkingen. Ik blijf nog hopen op verbetering, maar ik leef vandaag en richt mijn aandacht op wat ik nog wel kan: ik geniet van het schrijven – stap voor stap, gedoseerd en zonder tijdsdruk - aan een boek over de afgelopen periode en dat houdt me van de straat. Ook geeft dat me het gevoel dat ik iets zinvols doe.
Ik trek niet meer aan het dode paard dat Vroeger heet. Wel gun ik mezelf af en toe een verdrietdag waarin ik even mag somberen over alles wat ik kwijt ben geraakt. Dan doet een goed glas port wonderen.
Ik ga er als 'voortijdig gepensioneerde' nog wat moois wat van maken en genieten van mooie momenten met dierbare mensen.
Want ook gezelligheid kent geen tijd.


zaterdag 14 mei 2016

Afscheid

Na de afscheidslunch verscheur ik in twee uur tijd alle papieren van mijn baan als klachtenbemiddelaar die nog in mijn werktas zitten. De paperassen zijn gestold op datum verkeersongeluk, nu twee jaar geleden. Ze hebben geduldig in hun mappen gewacht op betere tijden, tevergeefs.
Veel aantekeningen en onderwerpen herken ik nog, ik herinner me weer waar ik toen mee bezig was. Het leest als een geschiedenisboek over een periode die ik zelf heb meegemaakt.

Na het therapeutisch scheuren heb ik 38 lege plastic mapjes over. Ik laat ze demonstratief op tafel liggen om mezelf eraan te herinneren dat dit dus is wat je overhoudt: een stapel uitgezakte plastic mapjes die je misschien nog weer voor iets anders kunt gebruiken. Al moet je dan wel eerst de etiketjes eraf zien te krijgen die nog vasthoudend verwijzen naar een vorig leven en naar vergeten actualiteiten. In de mapjes zaten aantekeningen, gespreksverslagen, brochures, adreslijsten, kwartaalrapportages, afspraken uit het werkoverleg, actiepunten die er nog steeds dringend uitzien. Alleen zijn ze allang door iemand anders overgenomen en afgehandeld, of ze hebben zichzelf opgelost. De uitroeptekens die ik erbij had gezet, zijn bijna vertederend. Wat is nou eigenlijk echt belangrijk? Het is maar goed dat je meestal niet stilstaat bij de betrekkelijkheid der dingen. Anders zou je je nergens meer druk over maken, en al zeker niet over je werk.

Op tafel liggen ook de lieve persoonlijke kaarten en de cadeautjes die ik kreeg van mijn collega's: een mooi sieraad van een echte kunstenares, een boekje van Toon Tellegen met dierenverhalen over afscheid, een boekje met levenswijsheden van Toon Hermans, en een set 'Feel good inspiratiekaarten voor een positieve kijk op het leven'. Om die wat kleffe kaarten weg te drinken heb ik gelukkig ook een fles witte wijn gekregen. Ook kreeg ik het hippe boekje Omdenken, waarmee je zelfs van een shit-verkeersongeluk met grote gevolgen nog een mooie uitdaging kunt maken die je niet had willen missen.

Ik houd van het woord zingeving. Je kunt zin aan iets geven, so cheer up! Van de meest zinloze narigheid kun je nog iets moois maken, of het nou een auto-ongeluk is of een brand, een overstroming of een brutale inbraak in je huis. En als je het zelf niet doet, helpen anderen je wel met opmerkingen als: het heeft zo moeten zijn, niets gebeurt zomaar, dit kan geen toeval zijn, je maakt dit niet voor niets mee.

Ik denk dat deze gedachten voortkomen uit een diepe behoefte aan een zinvolle verklaring voor wat er in het leven gebeurt. Het moet allemaal toch wel ergens goed voor zijn. Want stel je voor dat het leven inderdaad alleen maar draait om mazzel, stomme pech en toeval en dat er geen diepere reden, hogere macht of karma is. Dan zouden we ons wel erg klein en onbetekenend op deze aarde gaan voelen.

Ik kan inmiddels wel wat 'feel good inspiratiekaarten voor een positieve kijk op het leven' gebruiken en pak het kekke doosje erbij. Ik zal de kaarten goed schudden en er dan blind drie uitkiezen. Welke dat worden kan uiteraard geen toeval zijn.

De inspiratiekaarten zeggen:
1 Het gras is groener waar je het water geeft.
2 Sterren kunnen alleen maar schijnen als het donker is.
3 Problemen zijn kansen in werkkleding.

Ok, kom nu dan maar door met die fles witte wijn.




woensdag 16 maart 2016

Uitvaart

Het gezelschap is bont want ze stond midden in het leven, net als haar man, zoon en dochter. Er zijn veel mensen van verschillend pluimage: familie, vrienden, kennissen, collega's zoals ik. Wat ze delen is hun betrokkenheid bij deze dood en een witte roos. Ze wilde graag dat iedereen er een mee zou nemen. Het stond expliciet op de rouwkaart: geen bloemen, alleen één witte roos. De instructie was direct en duidelijk, zoals ze zelf ook was. Dit is wat ik wil.
In de wachtruimte zie ik diverse mensen witte rozen uitdelen aan een groepje vrienden of collega's, de inkoop is snel en efficiënt geregeld. Want als zij een witte roos wil, dan krijgt ze die. Iedereen gunt haar dat. Bij de meeste rozen zit het cellofaan er nog omheen. Of was dat niet de bedoeling? Dat heeft ze er niet bij gezegd.
'Ach, maakt niet uit, als het maar een witte roos is,' hoor ik haar zeggen.

Het is zo druk in de aula dat veel mensen moeten staan. Ze zou vast tevreden zijn over de grote opkomst. Dit is wat ze wilde, heel veel mensen om haar uit te zwaaien. Ik hoop echt dat ze boven ons zweeft en goedkeurend knikt. Bijna lijkt het of ik haar even kan zien daarboven.

Het zien van mijn oud-collega's doet me goed. Zo vertrouwd zijn ze, ze zijn min of meer mijn familie, meer dan tien jaar deelden we lief en leed en fusie. En ook al ben ik al twee jaar uit de running door een auto-ongeluk en is deze aanleiding triest, het is even of ik weer thuis kom. Het liefst zou ik weer met ze meegaan, gewoon weer meedoen op het werk net als vroeger, toen alles in mijn hoofd nog naadloos werkte en ik kampioen was in snel schakelen. Toen ik genoot van een bord vol onderwerpen, van hectische toestanden met ongeduldige pers aan de lijn – of zelfs al met camera's onderweg. Ik bulkte van energie en genoot van de reuring en de afwisseling.
Het weerzien doet me goed maar maakt me – toch onverwacht – ook ineens heel verdrietig. Kon ik maar terug naar het verleden en weer lekker bezig zijn. Ik mis mijn oude werkomgeving en de mensen met wie ik samenwerkte maar met wie ik ook praatte over alles wat ons bezighield, zowel op het werk als privé. We leefden met elkaar mee en waren oprecht geïnteresseerd.

'Ik zit in de Wifi,' grapte ik pas tegen iemand. Dat klinkt toch leuker dan 'Ik zit in de WIA, de opvolger van de WAO'. Ik ben voor 75% arbeidsongeschikt verklaard en kan volgens de keuringsarts nog een beperkt aantal uren per week simpel werk doen dat niet te veel van me vraagt. Volgens de UWV-arbeidsdeskundige, die moest uitzoeken welke werkzaamheden ik met mijn beperkingen nog wel kan doen, kan ik nog aan de slag als 'productiemedewerker, medewerker in de kunststof- of rubberindustrie of medewerker in de tuinbouw'. Een nieuwe carrière ligt dus in het verschiet. Theoretisch dan.

Vroeger hoorde je bij een uitvaart tussen de sprekers in alleen muziek en had ieder daarbij zijn eigen gedachten aan de overledene of – bij meer afstand – de boodschappen, de ziekte van een eigen dierbare of misschien de heftige uitvaart van iemand anders. Met de komst van digitale foto's en Powerpoint is het ook mogelijk geworden iemands leven te laten zien.
Er is een slideshow met foto's uit haar leven. Ik zie beelden langskomen van haar jeugd, gezinsleven, grote pretmomenten, feestdagen, vrolijke familietaferelen. En dan zie je hoe haar ziekte de boel overneemt. Eerst is ze nog stevig van postuur, later is ze breekbaar, eerst schatert ze nog breeduit en trekt een gek gezicht samen met haar man, later zit ze, frêle ineens, met een glimlach stil te genieten naast haar stralende dochter.

De muziek die wordt gedraaid is een tijdsbeeld en zou ook bij mijn afscheid hebben gepast: Time, Stairway to heaven, Will I see you in heaven. Tussendoor spreekt haar dochter, haar schoonzus, iemand namens ons als collega's. Ook mensen uit de tenniswereld, waar haar dochter groot werd en zij als moeder bekend werd als trouwe fan, coach, humorvolle criticus van alles en iedereen en ook als een gek mens waar je mee kon lachen.
Haar dochter van 21 is hartverscheurend en ontroerend als ze huilend vertelt dat ze nog nooit zoiets ergs in haar leven heeft meegemaakt als de dood van haar moeder. Dat ze dacht dat het erg was een tenniswedstrijd te verliezen, maar dat dat niets is vergeleken met het verliezen van je moeder. Ook haar man spreekt even, gebroken, zegt dat hij het nog niet kan bevatten. Hoe moet hij verder nu na al die jaren de spil en het anker van het gezin is vertrokken? Als ze had gekund, had ze hem vast ook nu uitgelegd wat hij moest doen en hoe hij dit moest aanpakken. Maar hij moet het nu zelf gaan leren.
Haar zoon blijft zich in zijn toespraak vertwijfeld afvragen waarom nou juist zijn moeder moest sterven. Ze was toch genezen verklaard door de artsen? Hoe kon het dan dat de ziekte terug was gekomen? Hij beseft dat hij nooit antwoord zal krijgen, maar de vragen blijven.

Ik voel mee, het meest nog met de dochter en zoon die hun moeder verliezen op een leeftijd dat ze zelf nog zo jong en in ontwikkeling zijn. Toen mijn vader overleed – mijn maatje met wie ik over alles kon praten en die mij begreep en accepteerde – was ik 19. Ik besefte meteen dat zijn dood iets heel groots was, maar ik kon niet weten hoe groot. Ik besefte bij lange na niet wat de impact op mijn leven zou zijn, dat het missen zou wennen maar nooit over zou gaan, dat er altijd momenten zouden blijven waarop ik hem miste, omdat hij daar gewoon bij moest zijn en niet weg had mogen gaan.
Wat ik ook niet besefte was dat hij – hoe onwerkelijk ook – in de loop der jaren weer steeds dichterbij zou komen, overal met me mee zou gaan en deel van mij zou worden.

Nog altijd hoop ik hem terug te zien als ik zelf het aardse leven achter mij laat. Ik ga ervan uit dat hij dan inmiddels is herenigd met mijn overleden moeder en het niet meer uitmaakt dat hij maar 49 werd en zij 77. En dat ik nog steeds zijn dochter ben, ook al ben ik tien jaar ouder dan hij ooit is geworden.

Na de toespraken lopen we allemaal langs de kist en leggen onze witte roos erop. Er zijn rozen met en zonder cellofaan. Het is goed zoals het is.


dinsdag 21 juli 2015

Hoop

'Hoop doet leven, ook al is er geen hoop,' schreef ik filosofisch in mijn studententijd toen ik treurde om een vriendje dat mij had afgewezen. Ooit zou hij mij vast weer de liefste gaan vinden, droomde ik. Het kwam er niet van, hij is al jaren tandarts in Groningen en heeft een vriendin met een hoop Siamese katten. Ik vond nieuwe liefdes en ik zou hem nu niet eens meer willen.

Ik moest hier even aan denken toen ik – na een half jaar werken aan mijn re-integratie – het arbeidsdeskundig rapport ontving over mijn mogelijkheden om mijn huidige werk te hervatten. “Uitgaande van de huidige beperkingen is de functie niet passend en ook niet passend te maken”, schrijft de arbeidsdeskundige met de lieflijke naam Marie-Claire – dit in tegenstelling tot haar wat rauwe no-nonsense-spreekstijl waarmee ze eerder al mondeling haar conclusies aan me vertelde.

Oorzaak is de fikse whiplash die ik vorig jaar opliep toen een auto achterop mij knalde terwijl ik voor het rode stoplicht stond te wachten. Ik blijk tot de 20 procent te horen bij wie de whiplash-problemen na een jaar nog niet voorbij zijn. Het kan nog wel herstellen, zeggen de deskundigen, maar niemand durft me te voorspellen wanneer en hoe en of het helemaal over zal gaan.
Lange tijd dacht ik: het kan toch niet waar zijn dat zo'n dom ongeluk – ook nog buiten mijn schuld – zomaar het einde betekent van mijn werk en carrière? Maar het kan dus wel. Langzaam begint dit tot me door te dringen. De komende tijd moet ik op zoek naar passend werk en ik mag blij zijn als ik nog weer wat zinvols kan doen. Het lastige is dat mijn intelligentie niet weg is, alleen de uitvoering loopt niet meer lekker, mijn hersenen werken niet meer zo snel en effectief als vroeger.

Uit neuropsychologisch onderzoek blijkt dat er problemen zitten in mijn uitvoerende hersenfuncties, d.w.z. plannen, overzicht, concentratie, structureren, aandacht verdelen. De dingen waar ik altijd juist goed in was. Ik ben heel snel moe van mentale inspanning en praten en luisteren kosten me bakken energie – al houd ik nog evenveel van omgaan met mensen. Ook is mijn geheugen veel slechter en moet ik alles opschrijven.

Ik snap de arbeidsdeskundige wel, want inderdaad: de hectische, hersenintensieve functie die ik had als communicatieadviseur draait op energie en flexibiliteit. Die functie is niet opknipbaar in overzichtelijke taakjes zonder tijdsdruk en zonder eisen aan concentratie, overzicht en het kunnen verdelen van de aandacht. Hetzelfde geldt voor mijn andere baan als onafhankelijk klachtenbemiddelaar in de zorg. Als iemand bij je komt met een klacht weet je tevoren niet wat er via hoor en wederhoor naar voren zal komen en wat dit proces met zich meebrengt. Je moet in staat zijn snel in te spelen op de situatie, je moet bemiddelingsgesprekken kunnen leiden met oog voor iedereen, je moet overzicht kunnen houden en ook goed om kunnen gaan met de emoties van medewerkers en klagers. Ook deze functie is niet te vangen binnen kadertjes en tijdvakjes.

Voor vier mensen koffie zetten en taart snijden vind ik nu al moeilijk, ik kan het in mijn hoofd niet meer snel en efficiënt organiseren. Bij onverwachte gebeurtenissen waarbij ik beslissingen moet nemen, raak ik gestresst en er blokkeert iets in mijn hoofd. Onzichtbaar voor anderen.
Bij nieuwe activiteiten dacht ik vroeger: o, leuk, dat ga ik doen, dat kan nog wel tussendoor. Nu ben ik kampioen doseren geworden – met dank aan de ergotherapeut die mij leerde wat een activiteit feitelijk van je vraagt en hoe ik om moet gaan met beperkte energie. Ik ben mezelf opnieuw aan het ontdekken en leer leven met mijn nieuwe accu, die heel snel leeg is en maar heel langzaam weer oplaadt.

'Je ziet er wel goed uit!' zeggen mensen soms enthousiast. Of ze zeggen als opsteker: 'Ik heb ook problemen met mijn geheugen hoor, dat is de leeftijd.” Tja.
Soms zou ik willen dat ik er slecht uitzag en dat de beperkingen zichtbaar waren als gips of hechtingen. Het is moeilijk uit te leggen dat je normaal lijkt maar het toch niet bent.

Marie-Claire ziet voor mij nog wel arbeidsmogelijkheden in andere werksoorten in een lagere schaal, bijvoorbeeld 'administratieve werkzaamheden, reserveringsmedewerker of een verkoopfunctie'. Ik zie mezelf al zitten achter de kassa bij Intratuin – ik houd wel van plantjes – al is een rij ongeduldige mensen met karretjes vol planten en sfeerlichtjes en anti-luizenspray misschien nog te dynamisch.

Schrijven kan ik gelukkig nog wel, al moet ik ook dat doseren en in stukjes knippen. Maar ik ga door en zoek nieuwe wegen, en ik blijf hopen dat alles langzamerhand weer helemaal goed komt.

Lao-Tse sprak ooit de wijze woorden: het pad ontstaat tijdens het lopen. Dus daar ga ik voor.

Hoop doet immers leven, dat wist ik in mijn studententijd al.